In de lijdens- of 40 dagentijd staan wij stil bij het lijden van Jezus en ons antwoord daarop. In een psalm van David, de 22ste, wordt dit lijden al ongeveer 1000 jaar van te voren aangekondigd. In deze psalm zien wij een chiastische structuur (X-vorm). Dat wil zeggen: woorden in de volgorde a b c keren als c b a terug.
Psalm 22 (…). Een psalm van David.
2 Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten, verre zijnde van mijn verlossing, bij de woorden van mijn jammerklacht?
3 Mijn God, ik roep des daags, en Gij antwoordt niet, en des nachts, en ik kom niet tot stilte. 4 Nochtans zijt Gij de Heilige, die troont op de lofzangen Israëls. 5 Op U hebben onze vaderen vertrouwd, zij hebben vertrouwd, en Gij deedt hen ontkomen; 6 tot U hebben zij geroepen en zij werden gered, op U hebben zij vertrouwd en zij zijn niet beschaamd.
7 Maar ik ben een worm en geen man, een smaad voor de mensen en veracht door het volk. 8 Allen die mij zien, bespotten mij, zij steken de lip uit, zij schudden het hoofd: 9 Wentel het op de HERE – laat die hem verlossen, hem redden, Hij heeft immers welgevallen aan hem! (…).
13 Vele stieren (H. par) hebben mij omringd, buffels (H. abbier) van Basan hebben mij omsingeld; 14 zij sperren hun muil tegen mij open – een verscheurende, brullende leeuw (H. arjee). (…). 17 Want honden (H. kèlef) hebben mij omringd, een bende boosdoeners heeft mij omsingeld, die mijn handen en voeten doorboren.
18 Al mijn beenderen kan ik tellen; zij kijken toe, zij zien met leedvermaak naar mij. 19 Zij verdelen mijn klederen onder elkander en werpen het lot over mijn gewaad.
21 Red van het zwaard mijn ziel, mijn eenzame, van het geweld van de hond (H. kèlef). 22 Verlos mij uit de muil van de leeuw (H. arjee), en van de horens der woudossen (H. re-eem).
Gij hebt mij geantwoord! 23 Ik zal uw naam aan mijn broeders verkondigen, in het midden der gemeente zal ik U lofzingen. (…).
——–
De vijanden worden omschreven als stieren/buffels, een leeuw, honden
Bij de roep om uitredding komen deze vijanden in omgekeerde volgorde (c b a) terug:
de hond, de leeuw, de horens van de woudossen. Nu wordt ook gesproken van ‘horens’. Daarin ligt het gevaar.
De klacht van David begint met ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?’ Later zal Jezus aan het kruis ook letterlijk met luide stem uitschreeuwen: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’ Maar dit is in deze psalm niet het laatste woord! ‘Gij hebt mij geantwoord!’ zegt vers 22. En ‘Ik zal uw naam aan mijn broeders verkondigen (vers 23)’. En het is ook niet Jezus’ laatste woord. Opvallend is dat Jezus na zijn opstanding uit de dood tegen de vrouwen bij het graf zegt: ‘Gaat heen en bericht mijn broeders, dat zij naar Galilea gaan, en daar zullen zij Mij zien.’
Ook in andere gedeelten van deze psalm herkennen wij het latere lijden van Jezus. Ps. 22:9 ‘Wentel het op de HERE – laat die hem verlossen, hem redden, Hij heeft immers welgevallen aan hem! En in Matteüs 27:42 spotten de overpriesters en de oudsten: ‘Hij heeft zijn vertrouwen op God gesteld; laat ‘die Hem nu verlossen, indien Hij een welgevallen in Hem heeft; (…).’ Ook het verdelen van zijn kleren en het lot werpen over zijn gewaad uit Psalm 22:19 komt bij de kruisdood van Jezus terug, als de Romeinse soldaten zijn kleren verdelen: ‘Nadat zij Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij zijn klederen door het lot te werpen, (…).’