Meermalen wordt gezegd dat van de vier evangeliën het Johannesevangelie het meest het God-zijn van Jezus benadrukt. Maar is het je wel eens opgevallen dat ook het mens zijn van Jezus een belangrijke plaats krijgt in dit evangelie?
De bekendste uitspraak over het mens zijn van Jezus in het evangelie van Johannes is wel ‘zie, de mens’. Deze woorden spreekt Pilatus tot de voor hem verzamelde menigte over Jezus als deze geboeid en met een doornenkroon voor hen staat. Eigenlijk zegt hij: ‘Dit is Hij nu, de in jullie Schriften verwachte koning; kijk eens hoe Hij er voor staat.’
Het viel me een keer op dat de Samaritaanse vrouw in Johannes 4 tegen haar stadsgenoten hetzelfde zegt: ‘Kom mee en zie een mens, die mij gezegd heeft alles wat ik gedaan heb; zou deze niet de Christus zijn?’
Ook de hogepriester van het jaar waarin Jezus sterft spreekt over Jezus als mens: ‘gij beseft niet, dat het in uw belang is, dat één mens (!) sterft voor het volk en niet het gehele volk verloren gaat (Joh. 11:50)’. ́
Hieronder volgen nu alle teksten in het Johannesevangelie waar Jezus mens genoemd wordt:
1. (…) zie een mens, die mij gezegd heeft alles wat ik gedaan heb; zou deze niet de Christus zijn (4:29)?
2. Wie is de mens, die tot u gezegd heeft: Neem op en ga uws weegs (5:12)?
3. De dienaars nu antwoordden hun: Nooit heeft een mens zó gesproken, als deze mens spreekt (7:46; in het Grieks staat hier slechts 1x het woord mens)!
4. (…); maar nu tracht gij Mij te doden, een mens, die u de waarheid gezegd heeft, welke Ik van God gehoord heb; dit deed Abraham niet (Joh. 8:40).
5. De mens, die Jezus genoemd wordt, maakte slijk, streek het op mijn ogen en zeide tot mij: Ga heen naar Siloam en was u (9:11).
6. Sommige dan van de Farizeeën zeiden: Deze mens komt niet van God, want Hij houdt de sabbat niet. Anderen zeiden: Hoe kan een zondig mens zulke tekenen doen? En er was verdeeldheid onder hen (9:16; slechts één keer wordt Jezus hier mens genoemd; de tweede keer wordt hij vergeleken met een zondig mens).
7. Zij riepen dan ten tweeden male de man, die blind geweest was, en zeiden tot hem: Geef Gode de eer; wij weten, dat deze mens een zondaar is (9:24).
8. De Joden antwoordden Hem: Niet om een goed werk willen wij U stenigen, maar om godslastering en omdat Gij, een mens, Uzelf God maakt (10:33).
9. De overpriesters en de Farizeeën dan riepen de Raad samen en zeiden: Wat doen wij, want deze mens doet vele tekenen (11:47)?
10. Gij weet niets, en gij beseft niet, dat het in uw belang is, dat één mens sterft voor het volk en niet het gehele volk verloren gaat (11:50).
11. (…); en Kajafas was het, die de Joden de raad had gegeven: Het is nuttig, dat één mens sterft ten behoeve van het volk (18:14).
12. De slavin dan, die portierster was, zeide tot Petrus: Gij behoort toch ook niet tot de discipelen van deze mens (18:17)?
13. Pilatus dan kwam tot hen naar buiten en zeide: Welke aanklacht brengt gij tegen deze mens in (18:29)?
14. En (Pilatus) zeide tot hen: Zie, de mens (19:5).
14 keer wordt Jezus in het Johannesevangelie mens genoemd. De eerste en laatste keer, opening en afsluiting, zijn gelijk: Zie, de (een) mens.
(Teksten uit NBG51)
Wat is hiervan de betekenis? Als Pilatus uitroept: ‘Zie, de mens’, staat Jezus als koning voor hem. Hij is gekleed in een purperen gewaad en heeft een kroon op zijn hoofd. Dit is weliswaar spottend bedoeld, maar toch! Als Pilatus dus uitroept: ‘Zie, de mens’, wijst hij op Jezus als koning. Pilatus staat in het ambt dat hem van God gegeven is. Kan het zijn dat hij (onbewust) profeteert, evenals de hogepriester van dat jaar in het Johannesevangelie?
Mogelijk gaat het bij dit benadrukken van Jezus als mens in het evangelie van Johannes om de vervulling van een spreuk/profetie van de door koning Balak ingehuurde ziener Bileam (deze koning wilde het volk Israël door middel van de woorden van Bileam vervloeken). En wel zoals we deze lezen in de Griekse tekst.
Volgens Numeri 24:7 (Hebreeuwse tekst) spreekt Bileam, tegen wil en dank door God ingegeven, als zegen over Israël uit:
Water vloeie uit zijn emmers, en zijn zaad hebbe overvloedig water; ja, zijn koning verheffe zich boven Agag, en zijn koninkrijk zij verheven.
Terwijl de feitelijke situatie voor Israël heel bedreigend was, toen Bileam deze woorden sprak. Maar Gods belofte is dan (in mijn woorden nu weergegeven): ‘Ik zal de situatie omkeren en Israëls koning en koninkrijk zullen juist boven de andere koningen en volken verheven worden.’
De Septuaginta geeft dit vers uit de derde spreuk van Bileam echter als volgt weer:
Een mens zal uitgaan uit zijn nageslacht en hij zal heer zijn over vele volken en zijn koninkrijk zal verhoogd worden boven Gog en zijn koninkrijk zal groeien.
Volgens deze Griekse tekst spreekt Bileam niet zomaar over een mens, maar over een koninklijk mens, wiens koninkrijk verhoogd zal worden boven Gog (tegenstander van Israël in de eindtijd). Ook Pilatus noemt Jezus niet zomaar ‘mens’, want hij zegt ook tegen het volk ‘zie, uw koning (Johannes 19:14)’. Bileam zegt in Numeri 24:7 (Septuaginta) dat het koninkrijk van deze mens zal groeien en verhoogd worden boven Gog. In het Johannesevangelie spreekt Jezus tot Pilatus ook over zijn koninkrijk (Mijn koninkrijk is niet van deze wereld).
Ook in de vierde spreuk van Bileam lezen we in de Griekse vertaling ervan over een mens.
Numeri 24:17 (Hebreeuwse tekst):
(…); een ster gaat op uit Jakob; een scepter rijst op uit Israël.
Numeri 24:17 Septuaginta:
‘(…) een ster zal opgaan uit Jakob en een mens zal opstaan (anistèmi) uit Israël.’
De Griekse vertaling (Septuaginta), die in Jezus’ dagen al bekend was, heeft scepter weergegeven met mens (een mens die de scepter houdt?). Deze mens wordt in het eerste deel van de tekst ster genoemd, het beeld voor een koning. Het gaat ook hier om een koninklijk mens. En wel dezelfde mens als in eerdergenoemde derde spreuk.
Ook bij de Samaritaanse vrouw gaat het niet om een ‘gewoon’ mens, maar om de Christus, de door God gezalfde Koning (Johannes 4:29).
Conclusie: Als in het Johannesevangelie over de mens Jezus gesproken wordt, gaat het bij de eerste en laatste keer om een mens die koning worden zal, zoals in de spreuken van Bileam al wordt geprofeteerd.