Wat is complementair?
Letterlijk betekent dit woord: aanvullend. Dat kan een verrassend effect geven: de kleuren rood en groen geven samen wit, evenals blauw en geel.
Verrassend is het dat je in de Bijbel ook complementaire teksten tegenkomt. Er wordt iets gezegd in een tekst, maar daarmee is nog niet alles gezegd. Er hoort nog iets bij om het aan te vullen. Dat lezen we een stukje verder in het Bijbelboek.
Neem bijvoorbeeld Psalm 105 (in de NBV21-vertaling:)
1.Loof de HEER, roep luid zijn naam,
maak zijn daden bekend onder de volken,
2.zing en speel voor Hem,
spreek vol lof over zijn wonderen,
3.beroem u op zijn heilige naam.
Wees blij van hart, u die de HEER zoekt.
4.Zie uit naar de HEER en zijn macht,
zoek voortdurend zijn nabijheid.
5.Gedenk de wonderen die Hij heeft gedaan,
de oordelen die Hij heeft uitgesproken,
6.nageslacht van Abraham, zijn dienaar,
kinderen van Jakob, door Hem verkozen.
Wat is er complementair aan deze teksten?
vers 1 Van ons worden hier twee dingen gevraagd: Hem loven, daarbij zijn naam aanroepend én aanvullend … zijn daden bekend te maken onder de volken.
vers 2 Voor Hém zingen met instrumentale begeleiding en naar ánderen toe spreken over zijn wonderen.
vers 3 Beroem je op Gód en wees daarbij zélf blij van hart.
vers 4 Zie uit naar wat God doet of gaat doen in deze wéreld, probeer daarbij zelf juist heel dicht bij God te zijn.
vers 5 Vergeet de wonderen niet die God heeft gedáán, maar ook de oordelen niet (over het kwaad) die Hij heeft uitgespróken. Hier is het spreken van God aanvullend op het doen van God.
vers 6 De lezers van de psalm worden aangesproken als nageslacht van Abraham én als kinderen van Jakob. Abraham wordt hier Gods dienaar genoemd. Van Jakob wordt gezegd dat hij door God is uitgekozen. Bij Abraham ligt de nadruk erop dat híj God dient. Bij Jakob ligt de nadruk erop dat hij door Gód is uitgekozen. Maar voor beiden geldt dat Gods dienaar zijn, omdat God hen heeft uitgekozen. Je moet dus wat gezegd wordt van Abraham als van Jakob bij elkaar voegen om het complete plaatje te krijgen.
Dit als voorbeeld, maar ons doel is de Romeinenbrief, hoofdstuk 1, vers 16 en 17 samen met hoofdstuk 2:9 en 10 (eigen vertaling):
1:16-17 Want ik schaam mij het evangelie niet, want het is kracht van God tot redding voor ieder die gelooft, eerst de Jood, maar ook de Griek. 17. Want gerechtigheid van God die uit geloof is, wordt daarin geopenbaard tot geloof, zoals is geschreven: de rechtvaardige zal uit geloof leven.
Een complementaire tekst in de brief aan de Romeinen
Nu leggen we de woorden uit Romeinen 2: 9, 10 hiernaast. Voor de duidelijkheid beginnen we al bij vers 5. Paulus schrijft hier tot een deel van de gemeente:
(…); naar uw hardheid en onberouwelijkheid van hart verzamelt u voor uzelf toorn voor de dag van toorn en rechtvaardig oordeel van God, 6 die aan ieder zal teruggeven naar zijn werken:
a.7 aan hen die, in goed werk volhardend, heerlijkheid en glorie en onvergankelijkheid zoeken, eeuwig leven;
b.8 aan hen die uit zelfzucht leven en, in ongerechtigheid volhardend, ongehoorzaam aan de waarheid zijn, toorn en wraak.
b.9. Stressvolle omstandigheden en uitputting over iedere menselijke ziel die het kwade werkt, eerst de Jood, maar ook de Griek.
- 10. Maar heerlijkheid en glorie en vrede voor ieder die het goede werkt, eerst de Jood, maar ook de Griek, want er is geen partijdigheid bij God.
Mijns inziens horen déze twee zinnen bij elkaar:
–Ieder die gelooft, Jood en Griek, ontvangt redding;
–Ieder die, als gevolg van dit geloof, het goede werkt, Jood en Griek, ontvangt heerlijkheid en eer en vrede.
Toelichting:
Redding ontvang je aan het begin, je bent behouden. Heerlijkheid, eer en vrede ontvang je in het vervolg. Het uitgangspunt daarbij is dat je het goede doet.
In Romeinen 2:7 schrijft Paulus:
‘aan hen, die volhardend in goed werk, heerlijkheid en eer en onvergankelijkheid zoeken, eeuwig leven.
Hier gaat het niet meer over het moment van de redding (hoewel redding ook alles al inhoudt), maar over hen die volharden in het christen zijn door het goede te werken. Zij ontvangen het eeuwige leven.
In 2:7 schrijft Paulus over ‘het goede werk’; in 2:10 ‘het goede werkt’. De eerste keer het zelfstandig naamwoord (ἔργον), de tweede keer het werkwoord (ἐργάζομαι). Inhoudelijk gaat het om hetzelfde. Ook het gevolg is hetzelfde: in 2:7 zij die heerlijkheid en glorie en onvergankelijkheid zoeken, ontvangen het eeuwige leven; in 2:10 ontvangen zij ‘heerlijkheid en glorie en vrede.’
Dit goede uitwerken kan een mens niet van nature.
In Romeinen 7:18 schrijft Paulus: ‘Want ik weet dat in mij, dat in mijn vlees, geen goed woont. Want het willen is bij mij aanwezig; maar het goede (hier in Gr.: kalos, als variatie op agathos) uitwerken niet.
In mijn vlees, los van mijn geloof, kan ik het goede niet bewerken.
In 7:19 licht hij dat nog eens toe:
‘Want niet wat ik wil, het goede, doe ik, maar wat ik niet wil, het kwade, dat doe ik.’
Hier gaat het niet over het goede werken, maar het goede doen, wat inhoudelijk hetzelfde is.
Gods wil is het goede (Romeinen 12:2): ‘En wordt niet gelijkvormig aan deze tijdgeest, maar wordt hervormd door de vernieuwing van denken, zodat u beproeft wat de wil van God is, het goede en welgevallige en volmaakte.’
Romeinen 12:21 ‘Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.’
Conclusie:
Je wordt behouden uit geloof (1:16-17), maar stelt Paulus complementair (aanvullend) de werken horen daaruit wel te volgen (2:5-10).