Categorie: X-vorm

  • De vrucht van de Geest

    De vrucht van de Geest

    De vrucht van de Geest

    Naar buiten kijkend zie ik appelbomen, bezig vrucht te dragen tot in de herfst de vruchten zullen rijpen.

    De vrucht in de herfst is voor bijvoorbeeld vogels aantrekkelijk. Zij verspreiden zo de zaadjes die in de vrucht zitten, weer.

    Maar in dit artikel gaat het over ons mensen. Ook wij mogen vrucht dragen. En wel een vrucht die wij niet uit onszelf komt, maar die de Heilige Geest in ons wil werken.

    Die vrucht gaat groeien als de C van Christus in ons leven, het gericht zijn op Hem, ons eigen Ik, dat gericht zijn op ons eigen belang (ego-ïsme), overschaduwt.

    Zoals Paulus het heel radicaal zegt: ‘Met Christus ben ik gekruisigd en toch leef ik, dat is niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij (Galaten 2:20)’.

    In Johannes 15:5 zegt Jezus over vrucht dragen: ‘Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken. Wie blijft in Mij en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen.’

    Jezus belooft ons de komst van de Heilige Geest (Johannes 14:16-17):                                                                                                                                                          ‘En Ik zal de Vader vragen en een andere Trooster zal Hij jullie geven, opdat Hij met jullie zal zijn tot in eeuwigheid, de Geest van de waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; jullie kennen Hem, want Hij blijft bij jullie en zal in jullie zijn.’                                                                                                                                                                                    Sinds het eerste Pinksterfeest in Jeruzalem mogen wij bidden dat Gods Heilige Geest ook ons blijvend vervullen zal opdat ook ons leven voor Hem vrucht zal dragen.

    Hierboven: de C van Christus overschaduwt het Ik van op mijzelf gericht zijn.

    Verder lezen?

    Galaten 5  vermeldt eerst wat het gevolg is, als wij ons Ego zijn gang laten gaan (in de tekst ‘vlees’ als tegenover van Geest genoemd): ‘Het is duidelijk, wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgoderij, toverij, veten, twist, afgunst, uitbarstingen van toorn, zelfzucht, tweedracht, partijschappen, nijd, dronkenschap, brasserijen en dergelijke, (…) (5:19-21 NBG ’51)’.                                                                                                                                                                                                                                                      Hieronder in schema, weergegeven meermalen met on- (niet) ervoor (De C van Christus staat hier buiten ons leven.):

    Psalm 1 zegt dat wij een boom mogen zijn, geplant aan het water (Woord van God) die vrucht geeft op zijn tijd.

    Chiasme

    De tegenstelling vrucht van de Geest-werken van het vlees staat in het kader van een chiasme:

    Galaten 5:13-26 Want gij zijt geroepen, broeders, om vrij te zijn; (gebruikt) echter die vrijheid niet als een aanleiding voor het vlees, maar dient elkander door de liefde.
    14 Want de gehele wet is in één woord vervuld, in dit: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.

    A 15 Indien gij echter elkander bijt en vereet, ziet dan toe, dat gij niet door elkander verslonden wordt.
    B 16 Dit bedoel ik: wandelt door de Geest en voldoet niet aan het begeren van het vlees.
    C 17 Want het begeren van het vlees gaat in tegen de Geest en dat van de Geest tegen het vlees – want deze staan tegenover elkander – zodat gij niet doet wat gij maar wenst.
    D 18 Indien gij u echter door de Geest laat leiden, dan zijt gij niet onder de wet.
    E 19 Het is duidelijk, wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid,
    20 afgoderij, toverij, veten, twist, afgunst, uitbarstingen van toorn, zelfzucht, tweedracht, partijschappen,
    21 nijd, dronkenschap, brasserijen en dergelijke, waarvoor ik u waarschuw, zoals ik u gewaarschuwd heb, dat wie dergelijke dingen bedrijven, het Koninkrijk Gods niet zullen beërven.
    E 22 Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.
    D 23 Tegen zodanige mensen is de wet niet.
    C 24 Want wie Christus Jezus toebehoren, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd.
    B 25 Indien wij door de Geest leven, laten wij ook door de Geest het spoor houden.
    A 26 Wij moeten niet praalziek zijn, elkander tartend, elkander benijdend.

     

  • Lijdens- of 40 dagentijd

    Lijdens- of 40 dagentijd

    In de lijdens- of 40 dagentijd staan wij stil bij het lijden van Jezus en ons antwoord daarop. In een psalm van David, de 22ste, wordt dit lijden al ongeveer 1000 jaar van te voren aangekondigd. In deze psalm zien wij een chiastische structuur (X-vorm). Dat wil zeggen: woorden in de volgorde a b c keren als c b a terug.

    Psalm 22 (…). Een psalm van David.

     2 Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten, verre zijnde van mijn verlossing, bij de woorden van mijn jammerklacht?

     3 Mijn God, ik roep des daags, en Gij antwoordt niet, en des nachts, en ik kom niet tot stilte. 4 Nochtans zijt Gij de Heilige, die troont op de lofzangen Israëls. 5 Op U hebben onze vaderen vertrouwd, zij hebben vertrouwd, en Gij deedt hen ontkomen; 6 tot U hebben zij geroepen en zij werden gered, op U hebben zij vertrouwd en zij zijn niet beschaamd.

    7 Maar ik ben een worm en geen man, een smaad voor de mensen en veracht door het volk. 8 Allen die mij zien, bespotten mij, zij steken de lip uit, zij schudden het hoofd: 9 Wentel het op de HERE – laat die hem verlossen, hem redden, Hij heeft immers welgevallen aan hem! (…).

    13 Vele stieren (H. par) hebben mij omringd, buffels (H. abbier) van Basan hebben mij omsingeld;  14 zij sperren hun muil tegen mij open – een verscheurende, brullende leeuw (H. arjee). (…). 17 Want honden (H. kèlef) hebben mij omringd, een bende boosdoeners heeft mij omsingeld, die mijn handen en voeten doorboren.

     18 Al mijn beenderen kan ik tellen; zij kijken toe, zij zien met leedvermaak naar mij. 19 Zij verdelen mijn klederen onder elkander en werpen het lot over mijn gewaad.

    21 Red van het zwaard mijn ziel, mijn eenzame, van het geweld van de hond (H. kèlef). 22 Verlos mij uit de muil van de leeuw (H. arjee), en van de horens der woudossen (H. re-eem).

    Gij hebt mij geantwoord! 23 Ik zal uw naam aan mijn broeders verkondigen, in het midden der gemeente zal ik U lofzingen. (…).

    ——–

    De vijanden worden omschreven als stieren/buffels, een leeuw, honden

    Bij de roep om uitredding komen deze vijanden in omgekeerde volgorde (c b a) terug:

    de hond, de leeuw, de horens van de woudossen. Nu wordt ook gesproken van ‘horens’. Daarin ligt het gevaar.

    De klacht van David begint met ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?’ Later zal Jezus aan het kruis ook letterlijk met luide stem uitschreeuwen: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’ Maar dit is in deze psalm niet het laatste woord! ‘Gij hebt mij geantwoord!’ zegt vers 22. En ‘Ik zal uw naam aan mijn broeders verkondigen (vers 23)’. En het is ook niet Jezus’ laatste woord. Opvallend is dat Jezus na zijn opstanding uit de dood tegen de vrouwen bij het graf zegt: ‘Gaat heen en bericht mijn broeders, dat zij naar Galilea gaan, en daar zullen zij Mij zien.’

    Ook in andere gedeelten van deze psalm herkennen wij het latere lijden van Jezus. Ps. 22:9 ‘Wentel het op de HERE – laat die hem verlossen, hem redden, Hij heeft immers welgevallen aan hem! En in Matteüs 27:42 spotten de overpriesters en de oudsten: ‘Hij heeft zijn vertrouwen op God gesteld; laat ‘die Hem nu verlossen, indien Hij een welgevallen in Hem heeft; (…).’ Ook het verdelen van zijn kleren en het lot werpen over zijn gewaad uit Psalm 22:19 komt bij de kruisdood van Jezus terug, als de Romeinse soldaten zijn kleren verdelen: ‘Nadat zij  Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij zijn klederen door het lot te werpen, (…).’

      Wil je reageren?