Categorie: Parallel

  • Parallel tussen Mozes en Jezus in de brief aan de Hebreeën.

    Parallel tussen Mozes en Jezus in de brief aan de Hebreeën.

    Niet alleen in het evangelie volgens Matteüs, ook in de brief aan de Hebreeën komen we overeenkomsten tegen tussen Mozes en Jezus en wel in Hebreeën 3:1-6; 8:1-6 en 9:11-24.

    Hebreeën 3:1-6 NBV21 ‘Daarom, heilige broeders en zusters, die deel hebt aan de hemelse roeping, richt uw aandacht op Jezus, de apostel en hogepriester van het geloof dat wij belijden, die trouw is aan wie Hem heeft aangesteld, zoals Mozes in heel Gods huis zijn taak trouw vervulde. Jezus echter werd groter eer waardig geacht dan Mozes, zoals de bouwer van een huis meer eer krijgt dan het huis zelf. (…). Mozes vervulde trouw zijn taak als dienaar in heel Gods huis, om te getuigen van de woorden die God zou spreken, Christus echter is trouw als Zoon die over dat huis is aangesteld. Wij vormen dat huis, als we tenminste trots en zonder schroom vasthouden aan datgene waarop wij hopen.

    1. Uitgaand van de overeenkomstige formulering, wordt met Gods huis ten tijde van Mozes het volk Israël bedoeld, en met Gods huis ten tijde van Jezus de gemeente. Mozes maakte deel uit van het huis dat hij vertegenwoordigde; Jezus is de bouwer van zijn huis, de gemeente, vergelijk Matteüs 16:18, waar Jezus tegen Petrus zegt: ‘En Ik zeg je: jij bent Petrus, en op die rost zal Ik mijn kerk bouwen; (…).

    2. Mozes was trouw als knecht van God in heel zijn huis; maar Jezus is trouw als Zoon van God. Bovendien is Hij in tegenstelling tot Mozes, ook de Heer van zijn huis, de gemeente.

     

    Hebreeën 8:1-6 NBV21 De kern van mijn betoog is dat wij zo’n hogepriester hebben: één die in de hemel plaatsgenomen heeft aan de rechterzijde van de troon van Gods majesteit en die de dienst vervult in het ware heiligdom, de tent die door de Heer en niet door mensen is opgericht. (…). Op aarde zou Jezus geen priester zijn, want daar zijn al priesters die offergaven opdragen zoals de wet dat voorschrijft. Zij verrichten hun dienst in wat een afspiegeling, een schaduwbeeld is van het hemels heiligdom, zoals dat aan Mozes geopenbaard werd toen hij begon met het oprichten van de tabernakel: ‘Let erop,’ zegt God immers, ‘dat je alles vervaardigt volgens het ontwerp dat je op de berg getoond is.’ Maar Jezus is dus aangesteld voor een eerbiedwaardiger dienst, in die zin Hij bemiddelaar is van een beter verbond, dat zijn wettelijke grondslag heeft gekregen in betere beloften.

    1. Aan Mozes werd de aardse tabernakel geopenbaard als een afspiegeling, een schaduwbeeld van het hemels heiligdom. Christus doet dienst in de hemelse heiligdom zelf, dat niet door mensen is opgericht, maar door de Heer zelf.

    2. Mozes was behulpzaam toen God het eerste verbond sloot met het volk Israël. Galaten 3:19 noemt hem de bemiddelaar van dit verbond. Jezus is bemiddelaar van het nieuwe verbond, waar betere beloften bij horen.

    Hebreeën 9:11-28 NBV21 11 Christus daarentegen is aangetreden als hogepriester van al het goede dat ons is toebedacht: Hij is door een indrukwekkender en volmaakter tent – die niet door mensenhanden gemaakt is en niet behoort tot onze schepping – 12 voor eens en altijd het hemelse heiligdom binnengegaan, en dan niet met bloed van bokken en jonge stieren maar met zijn eigen bloed. Zo heeft Hij een eeuwige verlossing verworven. 13 Want als het lichaam van wie onrein is al wordt gereinigd en geheiligd wanneer het besprenkeld wordt met het bloed van bokken en stieren of bestrooid met de as van een jonge koe, 14 hoeveel te meer zal dan niet het bloed van Christus, die dankzij de eeuwige Geest zichzelf heeft kunnen opdragen als offer zonder smet, ons geweten reinigen van daden die tot de dood leiden, en het heiligen voor de dienst aan de levende God?

    15 Zo is Hij dan bemiddelaar van een nieuw verbond; Hij is immers gestorven om ons te verlossen van de overtredingen tegen het eerste verbond. Nu kunnen allen die geroepen zijn het beloofde eeuwige erfdeel ontvangen. 16 Bij een testament is het noodzakelijk dat de dood van de erflater wordt vastgesteld. 17 Een testament is immers pas geldig na overlijden, het heeft geen rechtskracht wanneer de erflater nog leeft. 18 Daarom is ook het eerste verbond niet zonder bloed ingewijd. 19 Want nadat Mozes alle voorschriften van de wet aan heel het volk had voorgelezen, nam hij het bloed van jonge stieren en bokken, water, karmozijnrode wol en majoraan, en besprenkelde zowel het boek zelf als heel het volk, 20 en verklaarde: ‘Dit is het bloed van het verbond dat God aan u heeft opgelegd.’ 21 Vervolgens besprenkelde hij op dezelfde manier de tabernakel en alle voor de eredienst benodigde voorwerpen met het bloed. 22 Volgens de wet wordt inderdaad vrijwel alles met bloed gereinigd, want als er geen bloed wordt uitgegoten, vindt er geen vergeving plaats.

    23 Als het dus noodzakelijk is dat de afbeeldingen van wat zich in de hemel bevindt op die manier gereinigd worden, dan moet wat in de hemel zelf is met veel betere offergaven worden gereinigd.

    24 Christus is immers geen heiligdom binnengegaan dat door mensenhanden is gemaakt, een afbeelding van het hemelse heiligdom, maar de hemel zelf, waar Hij nu bij God voor ons pleit.

    1. Mozes is met het bloed van jonge stieren en bokken de tabernakel binnengegaan om de tabernakel en het volk te reinigen. Christus is met zijn bloed het hemelse heiligdom binnengegaan om voor allen die Hem geloven, die geroepen zijn, een eeuwige verlossing te verwerven. Mozes bemiddelde door middel van praktische dienstverlening. Christus door het geven van zijn leven!

      Wil je reageren?

    • De Heer tegemoet

      De Heer tegemoet

      Een lezer van deze site wees erop dat er een parallel is tussen de uittocht van het volk Israël onder leiding van Mozes en de terugkomst van Jezus. Dit deed mij denken aan een scriptie die ik als student een keer heb gemaakt over 1 Tessalonicenzen 4:13-18, waar staat:

      3 Broeders en zusters, wij willen u niet in het ongewisse laten over degenen die u ontvallen zijn, zodat u niet hoeft te treuren, zoals anderen, die geen hoop hebben.

      14 Want als wij geloven dat Jezus is gestorven en is opgestaan, moeten wij ook geloven dat God door Jezus de doden bij zich zal halen, samen met Jezus zelf. 15 Wij zeggen u met een woord van de Heer:

      wij, die in leven blijven tot de komst van de Heer, zullen de doden in geen geval voorgaan. 16 Wanneer het signaal gegeven wordt, de aartsengel zijn stem verheft en de bazuin van God weerklinkt, zal de Heer zelf uit de hemel neerdalen. Dan zullen eerst de doden die Christus toebehoren opstaan, 17 en daarna zullen wij, die nog in leven zijn, samen met hen op de wolken worden weggevoerd en gaan we in de lucht de Heer tegemoet.

      Dan zullen we altijd bij Hem zijn. 18 Troost elkaar met deze woorden.

      Als Mozes het volk Israël uit Egypte leidt, komen ze bij de berg Sinaï, waarop de HEER afdaalt. En dan lezen we in Exodus 19:17 (NBV21):

      Mozes leidde het volk het kamp uit, God tegemoet.

      In Exodus 19:16-19 lezen we letterlijk: En het was op de derde dag toen het morgen werd, en er waren donderslagen en bliksemstralen, en een zware wolk boven de berg, en een geluid van een bazuin (ramshoorn; H. sjofar; Gr. salpingks), zeer luid en heel het volk in het kamp beefde. 17 En Mozes leidde het volk het kamp uit om God te ontmoeten; en zij stelden zich op aan de voet van de berg. 18 De Sinai was volledig in rook gehuld, omdat de HEER daarop neerdaalde in vuur. En de rook ervan steeg op als de rook van een oven, en de hele berg beefde zeer. 19 En het geluid van de ramshoorn klonk en werd zeer sterk.

      Ook in 1 Tessalonicenzen 4 lezen we van het geluid van de bazuin (Gr. salpingks) van God. Eigenlijk ligt de parallel  niet zozeer tussen Mozes en Jezus, maar tussen de komst van de God de Heer uit de hemel en de komst van de Heer Jezus uit de hemel. Beiden dalen neer. Toen bleef het volk onderaan de berg staan, maar straks mag zijn gemeente de Heer tegemoet gaan, zoals Mozes toen, de levenden samen met de reeds gestorvenen, en samen met de Heer blijven.

      In 1 Tessalonicenzen 2:18 schrijft Paulus dat de gemeente bij de terugkomst van de Heer zijn erekrans is. In die tijd werd een keizer die ook Heer (kurios) werd genoemd, als hij een stad bezocht, feestelijk binnengehaald. De plaatselijke overheid en burgers gingen hem tegemoet met erekransen. Paulus zegt deze gemeente dat zij bij de terugkomst van de Heer zijn erekrans is. Met deze gemeente als zijn erekrans zal hij de Heer lucht tegemoet gaan.

      Toen Mozes de HEER tegemoet ging, was er een zware wolk boven de berg. Straks mag zijn gemeente Hem in de wolken tegemoet gaan. Hier komt de uitdrukking ‘ in de wolken’ zijn vandaan!

      De thema’s, heiliging en de lichamelijke omgang met een vrouw,  komen naar voren als Mozes het volk de HEER tegemoet moet leiden én bij het leven in de christelijke gemeente.  

      In Exodus 19:14 heiligt Mozes het volk van te voren (en moeten zij hun kleren wassen); ook mogen zij geen omgang hebben met een vrouw. In 1 Tessalonicenzen 4:3 staat: ‘Dit is de wil van God: uw heiliging’; in 1 Tessalonicenzen 4:4-8 dat ieder zich onthoudt van hoererij en in heiliging (toegewijd aan God) en eerbaarheid zijn eigen vrouw verwerft. Toen direct voorafgaande aan de ontmoeting met de Heer, nu voortdurend, maar je kunt ook zeggen: leef voortdurend in verwachting van de terugkomst van de Heer.

      In de oude Griekse vertaling van de Hebreeuwse tekst staat in Ex. 19:17: eis sunantèsin tou theou (tot een ontmoeting met God). In 1 Tessalonicenzen 4:17 staat: ‘eis apantèsin tou kuriou’ (tot een ontmoeting met de Heer of om de Heer te ontmoeten). 

        Wil je reageren?

      • Nu snap ik wat de tekst bedoelt te zeggen!

        Nu snap ik wat de tekst bedoelt te zeggen!

        Zoals een spoorweg kan bestaan uit twee parallelle spoorbanen, zo kunnen ook twee Bijbelteksten parallel aan elkaar lopen.

        Mij was gevraagd een weekafsluiting in een verzorgingshuis te leiden. Als Schriftlezing had ik gekozen Exodus 15:22-27. Daar lees je dat het volk Israël door het water van de Rode Zee getrokken is en inmiddels drie dagen in de woestijn. Ze krijgen een enorm gebrek aan water en morren tegen Mozes. Dan klinkt de juichkreet: daar is water. Maar het blijkt bitter te zijn. Mozes krijgt van God het advies hout erin te werpen en het water wordt zoet. En dan staat er:

        Daar gaf Hij hun inzettingen en verordeningen en daar stelde Hij hen op de proef,
        26 terwijl hij zei:

        Indien u aandachtig luistert naar de stem van de HERE, uw God, en doet wat recht is in zijn ogen,

        en uw oor neigt tot zijn geboden en al zijn inzettingen onderhoudt,

        zal Ik u geen enkele van de kwalen opleggen, die Ik de Egyptenaren opgelegd heb; want Ik, de HERE, ben uw Heelmeester. (NBG ’51).

        De hier vet gedrukte woorden spraken mij nog niet echt aan. Het leek een beetje op herhaling. Opeens kwam mij echter in gedachten dat hier natuurlijk sprake is van een parallellisme (zie bericht: Vormen van textuur). Dat wil zeggen: wat gezegd is, wordt vervolgens herhaald met iets andere worden. Nu werd mij veel duidelijker wat er staat.

        (a) Indien u aandachtig luistert naar de stem van de HERE, uw God, (b) en doet wat recht is in zijn ogen,

        (a) en uw oor neigt tot zijn geboden (b) en al zijn inzettingen onderhoudt

        Met andere woorden: de zinsdelen (a) gaan over luisteren naar God; de zinsdelen (b) over doen wat Hij vraagt. De twee (a)’s bedoelen hetzelfde en vullen elkaar aan, evenals de twee (b)’s. Luisteren naar de stem van God betekent dan in dit verband luisteren naar Mozes als hij hen Gods geboden voorhoudt. Je zou de bovenste zin (bruine lettertekens) kunnen vergelijken met het ene spoor met twee spoorstaven; de tweede zin (oranje lettertekens) met het andere spoor met twee spoorstaven. Ze lopen parallel aan elkaar en zijn zo met elkaar verbonden.

          Wil je reageren?