Tussen Nieuw en OudVerbinding

Verlos ons van de boze

Hoe moet je vanuit het Grieks deze bede van het onze Vader vertalen?

Is het ‘Maar verlos ons van de boze (Grieks: tou ponèrou) ’ of ‘Maar verlos ons van het boze’ (Matteüs 6:13)?

Wat is het probleem?  

De moeilijkheid bij ‘tou ponèrou’ is dat je niet kunt zeggen of dit woord onzijdig of mannelijk is, nu het in het Grieks in de 2e naamval staat (van het boze). Als het onzijdig is moet je vertalen ‘het kwaad/het boze’, maar als het mannelijk is moet je vertalen ‘de kwade’ of ‘de boze’.

Toch zijn er wel argumenten die pleiten voor vertaling ‘de boze’.

1. De volledige bede is: ‘leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de (het) boze.’ Het Griekse woord voor ‘verzoeking’ is ‘peirasmos’. ‘Peirasmos’ komen wij ook tegen in de Matteüs 26:41 waar Jezus tot zijn leerlingen zegt: ‘bid dat u niet in verzoeking komt’.

Daarnaast komen we ook het werkwoord verzoeken (peiradzoo) tegen. Zo lezen we in Matteüs 4:1: ‘Toen werd Jezus door de Geest naar de woestijn geleid om verzocht te worden (peiradzoo) door de duivel.’ Jezus wordt in de woestijn verzocht, niet door het kwaad, maar door de kwade, de duivel. En in Matteüs 4:3 lezen we: ‘En de verzoeker (ho peiradzoon) kwam en zei tot Hem: “Als U de Zoon van God bent zegt dan tot deze stenen dat zij broden worden.” Ook hier gaat het duidelijk om een persoon.

Als dit voor Jezus geldt, geldt het dan ook niet voor wie aan Hem toebehoren?

2. In Matteüs 13:19 NBG51 lezen we: ‘Bij een ieder, die het woord van het Koninkrijk hoort en het niet verstaat, komt de boze (Gr. mannelijk, dus de boze) en rooft wat in zijn hart gezaaid is: dat is het langs de weg gezaaide.

Hier gaat het niet om het boze die het goede zaad dat in het hart gezaaid is, rooft, maar om de boze.

3. In Matteüs 13:37-39, de gelijkenis van de zaaier, lezen we:

‘wie het goede zaad zaait, is de Mensenzoon; de akker is de wereld en het goede zaad dat zijn de zonen van het Koninkrijk, maar het slechte zaad zijn de zonen van de boze/het boze. De vijand die deze zaait is de duivel.

Hier krijg je de indruk dat ‘de boze’ een ander woord is voor ‘de duivel’.

4. In de tweede of derde naamval (van de boze of door de boze) kun je in het Grieks niet ontdekken of het gaat om ‘de boze’ of ‘het boze’. Echter, we komen in het evangelie van Matteüs nergens het kwaad als onderwerp, in de eerste naamval, tegen, maar wel de kwade of de boze. Dus niet ‘het boze’ dat iets doet, maar wel ‘de boze’ die iets doet.

De boze als onzichtbare tegenstander of het boze als onzichtbaar kwaad komt in het evangelie van Matteüs in de volgende teksten voor:

1. Laat het ja, dat u zegt, ja zijn, en het nee, nee; wat daar bovenuit gaat, is uit de boze/het boze (Mat. 5:37).  

2. en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze/het boze (Mat. 6:13).

3. Bij een ieder, die het woord van het Koninkrijk hoort en het niet verstaat, komt de boze (Gr. mannelijk, dus de boze) en rooft wat in zijn hart gezaaid is: dat is de langs de weg gezaaide (Mat. 13:19).

4. Die het goede zaad zaait, is de Mensenzoon; de akker is de wereld; het goede zaad, dat zijn de zonen van het Koninkrijk; het onkruid zijn de zonen van de boze/het boze (tou ponèrou; mannelijk of onzijdig); de vijand, die het gezaaid heeft, is de duivel; de oogst is de voleinding der wereld; de maaiers zijn de engelen (Mat. 13:38-39).

In deze laatste tekst lezen we (chiastisch):

a. Die het goede zaad zaait, is de Mensenzoon; de akker is de wereld;

b. het goede zaad, dat zijn de zonen van het Koninkrijk;

b. het onkruid zijn de zonen van de boze/het boze (tou ponèrou; mannelijk of onzijdig);

a. de vijand, die het gezaaid heeft, is de duivel;

Uitgaande van de parallel tussen de zonen van het Koninkrijk en de zonen van de of van het boze, zou je kunnen vertalen met ‘het boze’ als korte weergave van ‘het boze rijk’.

Alberto Mello zegt in zijn commentaar op het evangelie van Matteüs: ‘Het onkruid, dat zijn de kinderen van de boze’: zie hier, nog een keer, ho poneros om de vijand die gezaaid heeft, de duivel, mee aan te duiden.’[1]

In de gelijkenis zelf (Matteüs 13:24-30) wordt gezegd: ‘de vijand, die het gezaaid heeft, is de duivel’. Ook wordt deze zaaier van het onkruid, de dolik, ‘zijn vijand’ genoemd. Ook H.N. Ridderbos zegt in zijn commentaar op het Matteüsevangelie: ‘De vijand is immers niemand anders dan de Satan.’

Teksten met de boze in het Oude Testament

Ester 7:3 NBG51 Toen antwoordde koningin Ester: Indien ik uw genegenheid gewonnen heb, o koning, en indien het de koning behaagt, dan worde mij het leven geschonken op mijn verzoek, en mijn volk op mijn wens,
4 want wij zijn verkocht, ik en mijn volk, om ons te verdelgen, te doden en uit te roeien. Indien wij nog als slaven en slavinnen verkocht waren, ik zou gezwegen hebben, maar deze ramp zal onder de verliezen des konings zijn weerga niet hebben. (De Septuaginta heeft hier: Want de duivel (diabolos) is het hof van de koning niet waard.)
5 Toen sprak koning Ahasveros en zeide tot koningin Ester: Wie is hij en waar is hij, wiens hart er vol van is om zo iets te doen?
6 En Ester zeide: Een verdrukker, een vijand, (Septuaginta: vijandig mens) Haman, die booswicht (Septuaginta: de boze; ho ponèros) daar.

In de tweede gelijkenis van de zaaier (Matteüs 13:24-30) is het een vijandig mens (vers. 28, aldus de heer tot zijn slaven). Bij de uitleg van deze gelijkenis aan zijn leerlingen noemt Jezus het onkruid de kinderen van de boze en de vijand die het gezaaid heeft de duivel. Hier komen alle drie woorden waarmee Haman in het boek Ester is benoemd (vijandig mens, boze, duivel) weer terug. Zou Haman die het volk Israël wilde vernietigen bij Matteüs model hebben gestaan voor de boze? Gezien de overeenkomst in drie uitdrukkingen (boze, duivel, vijandig mens) ga ik vooralsnog hiervan uit.

Teksten met de boze/het boze buiten het evangelie van Matteüs:

De woorden van het Onze Vader ‘van de boze/apo tou ponèrou’ komen in het Nieuwe Testament maar twee keer voor: De andere keer is 2 Tessalonicenzen 3:3 Maar wèl getrouw is de Here, die u sterken zal en u bewaren voor de boze.[2]

Op zich zou hier ook met ‘het boze’ kunnen worden vertaald. In 2 Tessalonicenzen 2:9 wordt de satan genoemd. Het is het meest aannemelijk dat de boze hier een variatie is op het woord satan.

In Johannes 17:15 bidt Jezus niet dat hij zijn leerlingen uit de wereld wegneemt, maar dat hij hem bewaard voor de boze (ek tou ponèrou).

1 Johannes 5:18-19:

 ‘Wij weten, dat een ieder, die uit God geboren is, niet zondigt; want Hij, die uit God geboren werd, bewaart hem, en de boze (Grieks mannelijk: ho ponèros) heeft geen vat op hem.

 19 Wij weten, dat wij uit God zijn en de gehele wereld in het boze/onder de boze (Grieks: en tooi ponèrooi) ligt.

Conclusie: Als in het Onze Vader staat ‘leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de/het boze’ dan is het meest voor de hand liggend er ook hier ervan uit te gaan dat het de duivel is die verzoekt.


[1] Alberto Mello, Mattheüs de schriftgeleerde, Kampen, 2002, p. 187.

[2] In Lucas 11:4 komt in het Onze Vader ‘verlos ons van de boze’ niet in alle handschriften voor.

    Wil je reageren?

    You may also like

    Leave a reply

    Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *