Tussen Nieuw en OudVerbinding

Ere zij God in de Psalmen

Het is mij wel eens opgevallen dat de kernwoorden van het Ere zij God al staan in de Psalmen 147-149. De lofprijzing van de engelen komt niet uit de lucht vallen.

Letterlijk staat in Lucas 2:14

En plotseling geschiede met de engel een menigte van een hemelse legermacht die God loofden en zeiden:

‘Eer in de hoogste (In de Griekse vertaling: en hupsistois) (hemelen) aan God en op aarde vrede (in de Griekse vertaling: eirènè), in mensen een welbehagen (eudokia).

In Psalm 148:2 worden engelen, hemelse legermachten, zon, maan, alle sterren, de hemel der hemelen en de wateren boven de hemelen opgeroepen God te loven: Loof Hem in de hoogste (Grieks: en tois hupsistois) (hemelen).

In Psalm 147:11 lezen we: ‘Hij geeft uw gebied vrede (Grieks: eirènè)’. 

En in Psalm 149:4 ‘Want de HERE heeft een welbehagen (Grieks: eudokia) in zijn volk’.[1]

Ik heb het altijd vreemd gevonden dat een hemelse legermacht God prijst bij de geboorte van zijn Zoon. Maar als het Ere zij God ontleend is aan Psalm 147-149 is het duidelijk. Ook hier is immers sprake van hemelse legers, namelijk in Psalm 148:2 ‘Loof Hem al zijn (hemelse) legers’.

Laatst las ik nog eens Psalm 148. Het lijkt wel of het slot van deze psalm vooruitwijst naar de volgende psalm, zo viel mij op.

In Psalm 148 NBG ’51 staat:

Halleluja.

Loof de HEER in de hemel

Looft de HERE in de hemel (a), looft Hem in den hoge.

 2 Looft Hem, al zijn engelen, looft Hem, al zijn heerscharen.

 3 Looft Hem, zon en maan, looft Hem, al gij lichtende sterren.

 4 Looft Hem, hemel der hemelen, en gij wateren boven de hemel. 

5 Dat zij de naam des HEREN loven, want Hij gebood en zij waren geschapen;

 6 Hij zette ze vast voor immer en altoos, Hij stelde hun een inzetting, die geen hunner overtreedt.

Loof de HEER op de aarde

7 Looft de HERE op de aarde (b), gij grote zeedieren en alle waterdiepten,

 8 vuur en hagel, sneeuw en nevel, gij stormwind, die zijn woord volbrengt;

 9 gij bergen en alle heuvelen, vruchtbomen en alle ceders;

 10 gij wild gedierte en alle vee, wat kruipt en wat met vleugelen vliegt;

 11 gij koningen der aarde en alle natiën, gij vorsten en alle richters der aarde;

 12 gij jongelingen en ook maagden, gij ouden en jongen tezamen.

 13 Dat zij de naam des HEREN loven, want zijn naam alleen is verheven,

zijn majesteit is over aarde (b) en hemel (a).

Nu volgt de reden om God in de hemel en op aarde te loven:

 14 Hij heeft voor zijn volk een hoorn verhoogd:

 een lofzang voor al zijn gunstgenoten,

voor de kinderen Israëls,

het volk dat nabij Hem is.

Halleluja.

Vers 1-6 roepen op God in de hemel te loven; vers 7-13 roepen op Hem op aarde te loven. In vers 13 komen ter afsluiting aarde en hemel in omgekeerde volgorde terug. De reden om God zowel in de hemel als op aarde te loven is: de hoorn die God verhoogd heeft voor zijn volk. Maar wat is nu die hoorn? Dat lezen we in de volgende psalm (149 NBG51):

Halleluja.

Israël heeft een Koning!

Zingt de HERE een nieuw lied, zijn lof in de gemeente der vromen.

 2 Israël verheuge zich in zijn Maker, laten de kinderen Sions juichen over hun Koning

3 laten zij zijn naam loven met reidans, Hem psalmzingen met tamboerijn en citer.

4 Want de HERE heeft een welbehagen in zijn volk, Hij kroont de ootmoedigen met heil.

Met deze Koning kunnen zij de wereld die hen onrecht aandeed aan

5 Laten de vromen juichen met eerbetoon, jubelen op hun legersteden.

 6 De lofverheffingen Gods zijn in hun keel, een tweesnijdend zwaard is in hun hand,

 7 om wraak te oefenen aan de volken, bestraffingen aan de natiën;

 8 om hun koningen met ketenen te binden en hun edelen met ijzeren boeien;

 9 om het beschreven vonnis aan hen te voltrekken.

Dat is de luister van al zijn gunstgenoten.

Halleluja.

Hier lezen wij dat de hoorn die God voor zijn volk verhoogd heeft de komst van een nieuwe Koning is. God geeft hen deze Koning, omdat Hij een welbehagen heeft in zijn volk (Psalm 148:4). Nu wordt ook de inhoud van het Ere zij God in Lucas 2 duidelijk. Uit de geboorte van de nieuwe Koning blijkt dat God een welbehagen in zijn volk heeft.

Op de afbeelding: een oude kribbe uit Israël. De gaten in de opstaande stenen dienden om een dier aan vast te binden.


[1] Vergelijk Psalm 147:11 ‘De HEER heeft welbehagen (Grieks: eudokia) in wie Hem vrezen’. De engel zegt tegen de herders (Lucas 2:10 NBG51: ‘ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen’. Ook hier gaat het over het volk.

    Wil je reageren?

    You may also like

    Leave a reply

    Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *