Psalm 1
Zingen met gitaarbegeleiding is van alle tijden. Dat gebeurde ook al 1000 jaar voor onze jaartelling. Toen zong bijvoorbeeld David liederen bij de gitaar, of wel citer (hiervan is ons woord gitaar afgeleid). En een psalm is een lied om bij de citer te zingen.
Deze psalmen zijn eigenlijk gedichten. En zoals je weet: in een gedicht valt heel veel te ontdekken. Als je het meermalen leest, ga je telkens nieuwe dingen zien. In Bijbeltextuur letten we daarnaast ook op de plek waar een Bijbelgedeelte, in dit geval Psalm 1, staat. Een psalm staat niet in zijn eentje in de Bijbel, maar in een geordend verband van 150 psalmen. En ook het complete Psalmenboek staat eveneens geordend in het geheel van de Bijbelboeken. Psalm 1 geef ik hieronder weer in de oude vertaling van 1951 (NBG 51) omdat deze de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst behoorlijk letterlijk weergeeft.
Welzalig de man die niet wandelt in de raad der goddelozen, die niet staat op de weg der zondaars, noch zit in de kring der spotters; 2 maar aan des HEREN wet zijn welgevallen heeft, en diens wet overpeinst bij dag en bij nacht.
3 Want hij is als een boom, geplant aan waterstromen, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, welks loof niet verwelkt;
– al wat hij onderneemt, gelukt.
4 Niet alzo de goddelozen: die toch zijn als kaf dat de wind verstrooit. 5 Daarom houden de goddelozen geen stand in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen, 6 want de HERE kent de weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen vergaat.
We vergelijken deze psalm nu eerst met het begin van het Bijbelboek Jozua (1:8 NBG ’51):
Dit wetboek mag niet wijken uit uw mond, maar overpeins het dag en nacht, opdat gij nauwgezet handelt overeenkomstig alles wat daarin geschreven is, want dan zult gij op uw wegen uw doel bereiken en zult gij voorspoedig zijn.
Het valt op dat we ook in Jozua 1 lezen van het overpeinzen van (het boek van) de wet bij dag en nacht. Wat zou daarvan de reden kunnen zijn? ‘Wet’ (Hebreeuws: Thora) betekent hier de eerste vijf boeken van de Bijbel. De Hebreeuwse Bijbel bestaat uit drie hoofddelen: de Wet, de Profeten en de Geschriften. Onder deze drie delen vallen alle boeken van het Oude Testament. Alleen de indeling en de volgorde is anders dan in onze Nederlandse weergave van het Oude Testament. In de Hebreeuwse Bijbel begint het deel van de Profeten met Jozua. Het deel van de Geschriften begint met de Psalmen.
De Wet | De Profeten | De Geschriften |
---|---|---|
Genesis | Jozua | Psalmen |
Exodus | Richters | Job |
Leviticus | Samuël | Spreuken |
Numeri | Koningen | Ruth |
Deuteronomium | Jesaja | Hooglied |
Jeremia | Prediker | |
Ezechiël | Klaagliederen | |
Hosea | Ester | |
Joël | Daniël | |
Amos | Ezra | |
Obadja | Nehemia | |
Jona | Kronieken | |
Micha | ||
Nahum | ||
Habakuk | ||
Zefanja | ||
Haggaï | ||
Zacharia | ||
Maleachi |
Elk nieuw hoofddeel begint dus met de zeggen dat het belangrijk is het eerste deel van de Bijbel, Gods wet, de Thora, te overdenken, dag en nacht. Dan zul je je doel bereiken (Jozua 1); dan zal wat je doet gelukken (Psalm 1). In de Hebreeuwse tekst staat in beide gevallen hetzelfde werkwoord.
Het nieuwe van Psalm 1 ten opzichte van Jozua 1 is, dat iemand die zo Gods wet (Thora) overdenkt, vergeleken wordt met een boom die geplant is aan het water. Dat geplant zijn aan het water was in Israël belangrijk, want daar meerdere maanden per jaar regende het niet.
In dit beeld is degene die Gods wet overdenkt/overpeinst als een boom. De Thora (Thora betekent onderwijs) is het water. Deze boom geeft vrucht op zijn tijd, dat wil zeggen op de tijd die ervoor staat, in het goede seizoen; ook als dit een tijd van droogte is.
Psalm 92 spreekt evenals Psalm 1 van bomen die geplant zijn. Hier gaat het om geplant zijn in het huis van de Heer. Ook dan mag je vrucht dragen en tot in de ouderdom fris en groen zijn.
Dus het geheim van vruchtdragen (= iets mogen betekenen voor een ander namens God) in ons leven is: leef met het Woord van God, verdiep je erin. Neem er eens echt de tijd voor. De dichter Jacob Cats zei al van de Bijbel:
Hoe meer gij in mij zoekt, hoe meer gij in mij vindt, hoe meer gij in mij leest, hoe meer gij mij bemint.