Scriptie: Wat bedoelt Paulus met de volheid van de volken?
Ter inleiding op de scriptie
In januari en februari 2022 heb ik meegedaan aan de tweedaagse nascholingscursus, georganiseerd door het Nederlands Bijbelgenootschap en de Protestantse Theologische Universiteit, ‘Maar eigenlijk staat hier…’ De afronding van deze cursus bestond uit het maken van een scriptie die het vertalen inhield van enkele zelf gekozen verzen uit de Bijbel. Daarbij ging het om twee vertalingen, naast een zo goed mogelijke weergave van de Hebreeuwse en Griekse tekst, ook een meer op de lezer gerichte, goed begrijpelijke vertaling. Bij het maken van deze scriptie heb ik ervoor gekozen om Romeinen 11:11-15 en 25-32 te vertalen. Het punt waar het mij om ging was dat hier de uitdrukking ‘de volheid van de volken’ voorkomt. Wat bedoelt Paulus met deze term? ‘De volheid van de volken’ komt op twee plaatsen in de Bijbel voor. In Romeinen 11:25 (τὸ πλήρωμα τῶν ἐθνῶν), maar óók in de Hebreeuwse tekst van Genesis 48:19 ( מְלֹֽא־הַגּוֹיִֽם , door de NBG ’51 weergegeven met ‘de volheid van de volken’). Wat betreft het hier gebruikte Hebreeuwse woord voor ‘volheid’: vergelijk Psalm 24:1 ‘הָאָ֣רֶץ וּמְלוֹאָ֑הּ de aarde en haar volheid’. De oude Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuaginta, geeft מְלֹא uit Psalm 24:1 weer met πλήρωμα: ἡ γῆ καὶ τὸ πλήρωμα αὐτῆς (= Psalm 23:1 LXX). Maar in Genesis 48:19 geeft de LXX מְלֹא niet nauwkeurig weer met πλήρωμα, maar met πλῆθος (πλῆθος ἐθνῶν, menigte volken). Het doel van mijn zoektocht was: is er misschien wel een verband tussen de Hebreeuwse uitdrukking volheid van de volken in Genesis 48:19 en dezelfde uitdrukking in Romeinen 11:25? Paulus zou dan zelf (in een eigen vertaling van de Hebreeuwse tekst) deze uitdrukking uit Genesis 48:19 in Romeinen 11:25 hebben kunnen weergeven met τὸ πλήρωμα τῶν ἐθνῶν.
De scriptie zelf:
Bijgevoegd vinden jullie een vertaling van Romeinen 11:11-15; 25-32. Een gemeente, waar ik in het verleden predikant ben geweest, vroeg mij laatst om op de Israëlzondag voor te gaan. Daarbij dacht ik aan Romeinen 11, voorafgegaan door Genesis 49:8-19. Maar mijn aarzeling bij de lezing uit Romeinen 11 is dat ik mij afvraag wat ‘τὸ πλήρωμα τῶν ἐθνῶν’ in Romeinen 11:25 betekent. Denkt Paulus hierbij aan ‘de volheid van de volken’ waartoe Efraïm zou uitgroeien of gaat het hier om de volheid van gelovigen uit de volken?
A. Keuze van het tekstgedeelte
Romeinen 11:16-24, dat handelt over de olijfboom als beeld voor het volk Israël, lijkt een eenheid binnen het geheel van h. 11 te zijn. Hier spreekt Paulus zijn hoorder/lezer namelijk acht maal aan met u/jij (σύ) in het enkelvoud, terwijl hij ervoor en erna allen in het meervoud toespreekt (ὑμεῖς) (zie 11:13 en 25). (Dit gebruik van het enkelvoud vinden we ook in enkele andere gedeelten in de Romeinenbrief). Romeinen 11:16-24 heeft een belangrijke plaats in het betoog van Paulus, maar bij deze proefvertaling, waarbij het om ongeveer tien verzen gaat, sla ik dit gedeelte over.
B. Vertaling Romeinen 11:11-15; 25-32
11 Ik vraag dan: ‘Zij zijn toch niet gestruikeld opdat zij zouden vallen?’ Dat zij verre! Integendeel, door hun val kwam de redding tot de volken om hen jaloers te maken!
12 Als nu de val van hen rijkdom voor de wereld is en de ten achterstelling van hen rijkdom voor de volken, hoeveel te meer hun volheid!
13 Ik richt mij nu tot u, volken. In zoverre als ik apostel voor de volken ben, prijs ik mijn bediening, 14 als ik daardoor op enigerlei wijze mijn eigen vlees en bloed jaloers zal maken en sommigen van hen zal redden. 15 Want als hun verwerpen verzoening voor de wereld is, wat zal hun aannemen dan anders zijn dan leven uit de doden! (…).
25 Want ik wil u niet onkundig laten, broeders en zusters, van deze verborgenheid, opdat u niet hoogmoedig zoudt zijn, dat een gedeeltelijke verharding over Israël is gekomen, totdat de volheid van de volken[1] binnengaat.
26 En zo zal heel Israël gered worden, zoals geschreven staat:
De Verlosser zal uit Sion komen. Hij zal de goddeloosheden van Jakob afwenden.
27 En dit is mijn verbond met hen, wanneer Ik hun zonden wegneem.
28 Wat betreft het evangelie zijn zij vijanden, omwille van u; maar wat betreft de verkiezing zijn zij geliefden, omwille van de vaderen. Want de genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk. 30 Want zoals u eertijds ongehoorzaam was aan God, maar nu ontferming hebt gevonden door de ongehoorzaamheid van hen, 31 zo zijn ook dezen nu ongehoorzaam geworden, opdat zij, door de aan u betoonde ontferming, ook zelf ontferming zouden vinden. 32 Want God heeft allen onder ongehoorzaamheid besloten, opdat Hij zich over allen zou ontfermen.
[1] Vgl. Gen. 48:19; Luc. 14:23; Openb. 6:11.
C. Vers voor vers Aantekeningen bij de vertaling
11 μὴ γένοιτο JM: Dat zij verre! Dit lijkt mij een goede weergave van μὴ γένοιτο. Het werkwoord ‘zijn’ en de optativus-vorm blijven zo in de vertaling behouden.
ἀλλά BDAG: after a negative (…) on the contrary, but, yet, rather.
De oorzaak van het struikelen van Israël vinden we in Romeinen 9:32-33: ‘Ze zijn over de steen gestruikeld waarover geschreven staat: “In Sion leg Ik een steen neer waarover men struikelt, een rotsblok waaraan men zich stoot.”’[2]
παράπτωμα (afgeleid van παραπίπτω, zo JM) zal in dit verband ‘val’ betekenen, aangezien het betoog voortbouwt op het in de vorige zin gebruikte πίπτω.
12 εἰ … πόσῳ μᾶλλον
BDAG: εἰ … πόσῳ μ. if … how much more surely.
‘τῷ αὐτῶν παραπτώματι’ (vers 11) staat chiastisch tegenover ‘τὸ παράπτωμα αὐτῶν’ (vers 12).
πλοῦτος κόσμου en πλοῦτος ἐθνῶν: genitivus objectivus.
Bij κόσμος en πλοῦτος ἐθνῶν staat geen lidwoord:
BDR, § 512: πλοῦτος in de nominatief heeft geen lidwoord in Romeinen 11:12a, b.
BDR, § 254, 5: ‘volken’ dikwijls zonder lidwoord.
BDR, § 253, 4: kosmos in zinswendingen en na voorzetsels zonder lidwoord.
ἥττημα JM: vermindering, verlies, tekort (Romeinen 11:12).
BDR, § 109, 2: Woorden op μα geven meestal het resultaat van een handeling aan.
Ridderbos: ‘Hier ook als aanduiding van Israëls verloren positie te verstaan: achteruitzetting, vgl. ook Delling, TWB VI, p. 303: ἥττημα = ἥττᾶσθαι (Isa. 51:7 GLT)asqai nachstellen (gegenüber den Heiden)”.[3] In 2 Korintiërs 12:13 kan ἡττάομαι ten achter stellen betekenen (hier in verband met Paulus’ handelwijze naar de gemeente in Korinte ten opzichte van andere gemeenten). (Tijdelijke) ten achterstelling met betrekking tot het ontvangen van Gods genadegaven lijkt mij hier een betekenisvolle weergave van ἥττημα.
πλήρωμα BDAG, 4: ‘their (the people of Israel) fulfilling (the divine demand) (opp. παράπτωμα and ἥττημα). But this pass. is considered by many to belong under 3a above (= full number).’
Ridderbos: ‘τὸ πλήρωμα αὐτῶν kan zowel quantitatief “hun vol getal” betekenen als ook “hun volheid” in de zin van: de volle maat van het hun geschonken heil. O.i. is hier, althans in eerste instantie, aan het eerste te denken.’[4]
Tegenover ‘val’ en ‘ten achterstelling’ zal πλήρωμα het ten volle deelhebben aan Gods genadegaven inhouden. Daarbij kan gedacht worden aan rechtvaardiging door geloof (Romeinen 9:31-10:3) en het vervuld zijn met de Geest (om de wet te vervullen). Zie het aan Romeinen 9-11 voorafgaande Romeinen 8:4 ‘opdat alles wat de wet eist in ons tot vervulling wordt gebracht.’ (ἵνα τὸ δικαίωμα τοῦ νόμου πληρωθῇ ἐν ἡμῖν τοῖς μὴ κατὰ σάρκα περιπατοῦσιν ἀλλὰ κατὰ πνεῦμα.). En in Romeinen 13:10 schrijft Paulus: πλήρωμα οὖν νόμου ἡ ἀγάπη.
Tegelijk is er ten aanzien van πλήρωμα ook de vraag? Waarom gebruikt Paulus juist dit begrip? Gebruikt voor het volk Israël, komt dit woord alleen in deze tekst voor.
Bij het behoud van heel Israël behoort in de Schriften ook de terugkeer van de tien stammen. Zou het kunnen zijn dat Paulus hier denkt aan de tien stammen, aan Efraïm, die Jakob ‘de volheid van de volken’ heeft genoemd? Jakob spreekt in Genesis 49:18 van מְלֹֽא־הַגּוֹיִֽם. De LXX vertaalt: πλῆθος ἐθνῶν. Heeft Paulus met πλήρωμα deze מְלֹֽא־הַגּוֹיִֽם in herinnering willen roepen die niet mogen ontbreken, wil Israël weer vol zijn?
πλοῦτος: vergelijk Romeinen 10:12 ‘De Heer is rijk (πλουτέω) voor allen die Hem aanroepen.’ Die rijkdom is in 10:12: ‘Wie de naam van de Heer aanroept, zal behouden worden.’ Die strekking zal het ook hebben in ons vers. Zie ook 2:4 (τοῦ πλούτου τῆς χρηστότητος αὐτοῦ) en 9:23 (τὸν πλοῦτον τῆς δόξης αὐτοῦ ἐπὶ σκεύη ἐλέους).
13 Paulus richt zich in het vervolg van zijn betoog over Israël nu speciaal tot die gelovigen in de gemeente die uit de volken afkomstig zijn: ‘Ὑμῖν δὲ λέγω τοῖς ἔθνεσιν’.
ἐφ᾽ὅσον BDAG: to the degree that, in so far as
ἐφ᾽ὅσον JM: voor zover, voor zoveel als: Mt 25:40, 45, Rm 11:13.
ἐθνῶν ἀπόστολος Genitivus objectivus; geen apostel namens de volken, maar voor de volken.
15 ἀποβολή BDAG: ‘of the (temporary) rejection of Israelites by God (Jos., Ant. 4, 314 not of people as such, but repeated loss of their cities and temple through divine providence).’
ἀποβολή ziet hier niet op de (tijdelijke) verwerping door God, maar op het verwerpen van het evangelie door het volk Israël zelf, zoals in Handelingen 13:46. Dit vers handelt over het verwerpen van het evangelie door Israëlieten zelf.
In Handelingen 13:46 wordt het werkwoord ἀπωθέω gebruikt. In Romeinen 11:1 stelt Paulus de vraag: ‘heeft God zijn volk soms verstoten (ἀπωθέω)?’ Hij weet het antwoord ‘Beslist niet.’ Ook Paulus zegt hier dus dat God zijn volk niet verworpen heeft.
Dit verwerpen door het volk Israël heeft juist tot gevolg dat het evangelie aan de volken gebracht gaat worden, zoals Paulus ook zegt in Handelingen 13:46.
πρόσλημψις BDAG: ‘acceptance into a relationship, acceptance (by God).’ Als God Israël niet verworpen heeft, hoeft Hij hen ook niet (opnieuw) aan te nemen. Dan gaat het er in Romeinen 11:15 om dat Israël zelf het evangelie aanneemt.
Als Israël het evangelie aanneemt, heeft dit geen direct gevolg voor de volken zoals bij hun verwerpen van het evangelie. Toen werd het evangelie in plaats van aan Israël aan de volken gebracht. Het aannemen van het evangelie zal hier dus niet voor de volken, maar juist voor Israël zelf leven uit de dood betekenen.
In 1 Samuël 12:22 zegt Samuël bij zijn afscheid tot Israël: ‘Ter wille van zijn grote naam zal de HEER zijn volk immers niet in de steek laten (LXX: ἀπωθέω), want Hij heeft zelf besloten om u tot zijn volk te maken (LXX: προσλαμβάνω (vergelijk het hiervan afgeleide πρόσλημψις in ons vers).’ In deze tekst ligt bij προσλαμβάνω wel Gods initiatief.
ζωὴ ἐκ νεκρῶν BDR: § 254, 4: Bij νεκροί ontbreekt het lidwoord soms, vooral na voorzetsels en in zegswijzen.
In Romeinen 6:13 roept Paulus christenen op ‘ὡσεὶ ἐκ νεκρῶν ζῶντας’ te zijn. (ἐκ νεκρῶν ζῶντας chiastisch ten opzichte van ζωὴ ἐκ νεκρῶν). In 10:9 zegt Paulus dat Christus uit de doden is opgewekt (ἤγειρεν ἐκ νεκρῶν); vergelijk 10:7).
Maakt Paulus met ‘leven uit de doden (ζωὴ ἐκ νεκρῶν)’ hier niet een toespeling op Ezechiël 37, de opstanding van Israël uit de ballingschap?
Vergelijk Ezechiël 37:10-11 ‘’9 Toen zei Hij tegen mij: ‘Profeteer tegen de wind, profeteer, mensenkind, en zeg tegen de wind: “Dit zegt God, de HEER: Kom uit de vier windstreken, wind, en blaas in deze doden, zodat ze weer gaan leven (LXX ζάω).”’ 10 Ik profeteerde zoals Hij mij gezegd had, en de lichamen werden met adem gevuld. Ze kwamen tot leven (LXX ζάω) en gingen op hun voeten staan: een onafzienbare menigte.’
Hier is ook sprake van ‘leven uit de doden’.
Uit ‘ζωὴ ἐκ νεκρῶν’ blijkt: God heeft inderdaad niet de val van Israël op het oog (vers 11), maar juist het tegenovergestelde: hun opstanding.
25 Vers 25 begint met iets nieuws. Paulus maakt een verborgenheid/geheim bekend. παρ᾽ ἑαυτοῖς BDAG: παρ᾽ ἑαυτοῖς = παρ᾽ ὑμῖν αὐτοῖς
Er is een tekstverband met het voorafgaande 11:20 en het volgende 12:16:
Romeinen 11:20 μὴ ὑψηλὰ φρόνει
Romeinen 11:25 ἵνα μὴ ἦτε [παρ᾽] ἑαυτοῖς φρόνιμοι
Romeinen 12:16 τὸ αὐτὸ εἰς ἀλλήλους φρονοῦντες, μὴ τὰ ὑψηλὰ φρονοῦντες ἀλλὰ τοῖς ταπεινοῖς συναπαγόμενοι. μὴ γίνεσθε φρόνιμοι παρ᾽ ἑαυτοῖς.
N.-A. wijst bij Romeinen 12:16 naar Spreuken 3:7 en Jesaja 5:21. Dit tekstverband is er ook tussen onze tekst Romeinen 11:25 en Spreuken 3:7:
In Spreuken 3:7 ‘μὴ ἴσθι φρόνιμος παρὰ σεαυτῷ, φοβοῦ δὲ τὸν θεὸν’.
Jesaja 5:21 ‘οὐαὶ οἱ συνετοὶ ἐν ἑαυτοῖς’
Romeinen 11:25 ‘ἵνα μὴ ἦτε [παρ᾽] ἑαυτοῖς φρόνιμοι’
In beide teksten, Spreuken 3:7 en Jesaja 5:21 komen we het ‘bij zichzelf verstandig zijn’ als een negatief begrip tegen. Zo zal Paulus het ook bedoeld hebben in Romeinen 11. Wellicht dat ‘hoogmoedig’ dan een betere weergave is dan bijvoorbeeld ‘eigenwijs’.
Paulus komt met ‘ἵνα μὴ ἦτε [παρ᾽] ἑαυτοῖς φρόνιμοι’ terug op wat hij in vers 20 zei (μὴ ὑψηλὰ φρόνει).
πώρωσις ἀπὸ μέρους BDAG: ‘a partial hardening.’
μυστήριον: verborgenheid of geheim. Als je een geheim openbaar maakt, doe je iets wat niet past of het moet gaan om iets dat tot op een bepaald moment in de heilshistorie geheim was, maar daarna niet meer, zoals in bijvoorbeeld in Romeinen 16:25-26; Kolossenzen 1:27 en hier.
πλήρωμα BDAG: over de betekenis van πλήρωμα in dit vers: ‘full number (cp. Ael. Aristid. 13 p. 262 D.: πλήρωμα ἔθνους).’ Het lijkt het meest voor de hand liggend ‘volheid van de volken’ hier te zien als Efraïm, het tienstammenrijk. Als dezen ingaan (in het land Israël), is Israël weer ‘heel Israël’.
De andere mogelijkheid is dat Paulus met ‘de volheid van de volken’ het complete aantal christenen uit de volken bedoelt dat naast het complete aantal Joden tot geloof zal komen. Als Israël ziet dat het volle aantal uit de volken binnengaat, zal het zo jaloers worden dat het ook ‘ingaat’.
εἰσέλθῃ (εἰσέρχομαι):
In Romeinen 5:12 vinden we εἰσέρχομαι bij het binnenkomen van de zonde in de wereld.
εἰσέρχομαι kan ook betekenen:
-ingaan in het beloofde land: als standaarduitdrukking meerdere malen in Deuteronomium, bijvoorbeeld 4:1; 31:7.
-binnenkomen in Israël na de ballingschap: in Ezechiël 13:9 komt het woord van de HEER tot Ezechiël: de valse profeten zullen het land (Israël) niet binnen komen (εἰσέρχομαι). In soortgelijke zin: Ezechiël 20:38.
-in verband met het binnengaan in de tempel in Jeruzalem in Sion, Psalm 99:4 LXX.
-ingaan in het Koninkrijk van God: zie onder andere Matteüs 5:20; Johannes 3:5; Handelingen 14:22.
Voor het weer terugkeren na de ballingschap lezen we in Ezechiël 20:42; 36:24; 37:12, 21: εἰσάγω.
Beale/Carson: εἰσέρχομαι in Romeinen 11:25 suggereert dat nu de volken ingaan in Sion, vaag herinnerend aan Jesaja 2:2-5 en Micha 4:1-4 en gelijksoortige passages (vergelijk Jesaja 30:29 LXX en Jesaja 26:2).[5]
Bij Jesaja 30:29 LXX vinden we εἰσέρχομαι in verband met het opgaan naar de berg Sion. Het gaat hier om iemand die zich wijdt voor een feest en zo komt tot de berg Sion. In Jesaja 26:2 gaat het om het binnengaan van de stam Juda in Jeruzalem: ‘ἀνοίξατε πύλας, εἰσελθάτω λαὸς φυλάσσων δικαιοσύνην καὶ φυλάσσων ἀλήθειαν’.
Het binnengaan van de volheid van de volken in Romeinen 11:25 kan hier niet op de volken van de wereld duiden; immers, die blijven op hun eigen plek wonen, en trekken alleen op om te leren (Jesaja 2:2-3, Micha 4:2; Jesaja 60:2) of te aanbidden (Zacharia 14:16), om daarna weer terug te keren. In Jesaja 2:2-3 worden hiervoor de volgende woorden gebruikt: ‘ἥξουσιν ἐπ᾽ αὐτὸ πάντα τὰ ἔθνη, 3 καὶ πορεύσονται ἔθνη πολλὰ καὶ ἐροῦσιν Δεῦτε καὶ ἀναβῶμεν εἰς τὸ ὄρος κυρίου καὶ εἰς τὸν οἶκον τοῦ θεοῦ Ιακωβ, (…)’.
Jesaja 60:2 en Micha 4:2: πορεύω; Zacharia 14:16, het jaarlijks opgaan bij het Loofhuttenfeest: ἀναβαίνω.
Er staat in 11:25 niet bij waar de volheid van de volken binnengaat. Bedoeld zal zijn het Koninkrijk van God als bedoeld is de gelovigen uit alle volken. Als Efraïm bedoeld is, zal het ingaan in het land Israël betekenen.
ἄχρι οὗ duidt de afsluiting van een voorafgaande periode aan, vergelijk de andere voorkomende plaatsen: Job 32:11; Lucas 21:24; Handelingen 7:18; 1 Korintiërs 11:26 en 15:25.
26 οὕτως BDAG geeft de volgende mogelijkheden tot vertaling:
1. referring to what precedes, in this manner, thus, so
2. pert. to what follows in discourse material, in this way, as follows (bijvoorbeeld Romeinen 10:6).
οὕτως … καθὼς Correlatively (…) Lk 24:24; Ro 11:26; Phil 3:17.
3. marker of a relatively high degree, so, before adj. and adv.
4. to the exclusion of other considerations, without further ado, just, simply
In deze proefvertaling ga ik uit van mogelijkheid 2 waarbij BDAG ook onze tekst vermeldt: zo … zoals (JM geeft dezelfde vertaling).
In Romeinen 11:26-32, waartoe vers 26 behoort, vinden we de volgende ringcompositie:
26 καὶ οὕτως πᾶς Ἰσραὴλ σωθήσεται, καθὼς γέγραπται·
ἥξει ἐκ Σιὼν ὁ ῥυόμενος, ἀποστρέψει ἀσεβείας ἀπὸ Ἰακώβ.
27 καὶ αὕτη αὐτοῖς ἡ παρ᾽ ἐμοῦ διαθήκη, ὅταν ἀφέλωμαι τὰς ἁμαρτίας αὐτῶν.
28 κατὰ μὲν τὸ εὐαγγέλιον ἐχθροὶ δι᾽ ὑμᾶς,
κατὰ δὲ τὴν ἐκλογὴν ἀγαπητοὶ διὰ τοὺς πατέρας·
29 ἀμεταμέλητα γὰρ τὰ χαρίσματα καὶ ἡ κλῆσις τοῦ θεοῦ.
30 ὥσπερ γὰρ ὑμεῖς ποτε ἠπειθήσατε τῷ θεῷ, νῦν δὲ ἠλεήθητε τῇ τούτων ἀπειθείᾳ,
31 οὕτως καὶ οὗτοι νῦν ἠπείθησαν τῷ ὑμετέρῳ ἐλέει, ἵνα καὶ αὐτοὶ [νῦν] ἐλεηθῶσιν.
32 συνέκλεισεν γὰρ ὁ θεὸς τοὺς πάντας εἰς ἀπείθειαν, ἵνα τοὺς πάντας ἐλεήσῃ.
Vergelijk voor deze ringcompostie:
καὶ οὕτως (vers 26) keert chiastisch terug in οὕτως καὶ (vers 31).
πᾶς in vers 26 en tweemaal τοὺς πάντας in vers 32.
οὕτως komt voor in de volgende constructies:
οὕτως … καθὼς (vers 26) keert (chiastisch) terug in
ὥσπερ … οὕτως (vers 30-31).
Deze ringcompositie versterkt de opvatting dat οὕτως niet terugwijst naar het voorafgaande, maar vooruit wijst naar wat volgt. Dus: Zoals beschreven staat in het citaat 11:26b-27, zo zal geheel Israël gered worden.
Wat bedoelt Paulus met geheel Israël (πᾶς Ἰσραὴλ)? Het is in de LXX de aanduiding voor het volk als geheel in de begintijd bijvoorbeeld in Deut. 1:1 (παντὶ Ισραηλ); 34:12 (παντὸς Ισραηλ); 2 Sam. 5:5 (πάντα Ισραηλ). Maar er komt een scheuring in het rijk die er in Paulus’ dagen nog steeds is (twee- en tienstammenrijk). In Romeinen 11:25 moet het dus bij ‘geheel Israël’ gaan om Israël dat opnieuw één geworden is.
In Ezechiël 37:11 lezen we: ‘Mensenkind, deze beenderen zijn het volk van Israël.’ (τὰ ὀστᾶ ταῦτα πᾶς οἶκος Ισραηλ ἐστίν) (כּל־בֵּ֥ית יִשְׂרָאֵ֖ל). (Voor ‘πᾶς οἶκος Ισραηλ’ zie ook Ezechiël 20:40.)
Nadat God hem het dal van dorre doodsbeenderen heeft laten zien en nadat hij daarover heeft moeten profeteren, moet Ezechiël een stuk hout nemen en daarop schrijven: ‘Juda, en de Israëlieten die bij hem horen.’ En een tweede stuk hout en daarop schrijven ‘Jozef – dat is het stuk hout van Efraïm – en heel het volk van Israël dat met hem verbonden is.’ Die twee stukken moeten tot één geheel samengevoegd worden, zodat ze in zijn hand één stuk hout vormen (Ezechiël 37:15-17). Hieruit blijkt dat in Ezechiël 37 ‘geheel Israël’ bestaat uit het weer samengevoegd zijn van Juda en Jozef/Efraïm.
26-27 Wat staat in het citaat Romeinen 11:26-27 beschreven? Allereerst moet het onze aandacht hebben dat het hier een samenvoeging van vier citaten betreft (alle vier teksten worden ook door N.-A. aangegeven). De overeenkomsten tussen het citaat in Romeinen 11:26-27 en de oorspronkelijke teksten worden met vet/cursief aangegeven.
Romeinen 11:26-27 als citaat van Jesaja 59:20-21 en 27:9:
Rom. 11:26-27 ἥξει ἐκ Σιὼν ὁ ῥυόμενος, ἀποστρέψει ἀσεβείας ἀπὸ Ἰακώβ.
27 καὶ αὕτη αὐτοῖς ἡ παρ᾽ ἐμοῦ διαθήκη, ὅταν ἀφέλωμαι τὰς ἁμαρτίας αὐτῶν.
1. Jes. 59:20-21 καὶ ἥξει ἕνεκεν Σιων ὁ ῥυόμενος καὶ ἀποστρέψει ἀσεβείας ἀπὸ Ιακωβ.
21 καὶ αὕτη αὐτοῖς ἡ παρ᾽ ἐμοῦ διαθήκη, εἶπεν κύριος· (…).
2. Jes. 27:9 διὰ τοῦτο ἀφαιρεθήσεται ἡ ἀνομία Ιακωβ, καὶ τοῦτό ἐστιν ἡ εὐλογία αὐτοῦ,
ὅταν ἀφέλωμαι αὐτοῦ τὴν ἁμαρτίαν, (…).
Romeinen 11:26-27 als citaat van Jeremia 38:33-34 LXX en Psalm 13:7 LXX:
Rom. 11:26-27 ἥξει ἐκ Σιὼν ὁ ῥυόμενος, ἀποστρέψει ἀσεβείας ἀπὸ Ἰακώβ.
27 καὶ αὕτη αὐτοῖς ἡ παρ᾽ ἐμοῦ διαθήκη, ὅταν ἀφέλωμαι τὰς ἁμαρτίας αὐτῶν.
3. Jer. 38:33-34 LXX: ὅτι αὕτη ἡ διαθήκη ἣν διαθήσομαι τῷ οἴκῳ Ισραηλ (…) ὅτι ἵλεως ἔσομαι ταῖς ἀδικίαις αὐτῶν καὶ τῶν ἁμαρτιῶν αὐτῶν οὐ μὴ μνησθῶ ἔτι.
4. Ps. 13 (14):7 LXX τίς δώσει ἐκ Σιων τὸ σωτήριον τοῦ Ισραηλ; ἐν τῷ ἐπιστρέψαι κύριον τὴν αἰχμαλωσίαν τοῦ λαοῦ αὐτοῦ ἀγαλλιάσθω Ιακωβ καὶ εὐφρανθήτω Ισραηλ.
Carson en Beale wijzen erop dat de Hebreeuwse tekst van Jesaja 59:20 heeft ‘naar Sion (לְצִיּוֹן֙) en dat de Septuaginta heeft ‘ter wille van (ἕνεκεν Σιων)’ Sion. Zij merken op dat Paulus’ citaat een echo geeft van God die vanuit Sion hulp geeft, een echo speciaal van Psalm 14:7 (= Psalm 53:6). Dat de redding uit Sion komt, impliceert dat Israël in ballingschap is, wat de toespeling op Psalm 14 (zie vers 7 SA) accentueert.[6]
Wat betekenen deze citaten?
ad 1 (Jesaja 59:20-21). Koole: ‘de naam “Sion”, in het voorafgaande vermeden, mag thans (voor de eerste maal in c. 56-66!) vermeld worden; daar openbaart JHWH zijn koningschap. Dat is de heilstijding van 52:7v. (…). De nieuwe heerlijkheid van Sion wordt dan uitgewerkt in het volgende hoofdstuk.’[7]
In h. 60 horen wij ook van de terugkeer van de ballingen: ‘je zonen komen van ver, je dochters worden op de heup gedragen (Jesaja 60:4).’
ad 2 (Jesaja 27:9). In het vervolg, Jesaja 27:13, lezen we: ‘Zij die ten onder gaan in Assyrië of verdreven zijn naar Egypte, zullen terugkeren en zich neerbuigen voor de HEER, op de heilige berg in Jeruzalem. Ook de verlorenen uit Assyrië zullen komen en zich neerbuigen op de heilige berg Sion.’ Hier is de terugkeer van Efraïm duidelijk.
ad 3 (Jeremia 31 (38 LXX): 33-34). In Jeremia 31:31 dat aan vs. 33-34 voorafgaat lezen we: ‘De dag zal komen – spreekt de HEER – dat Ik met het volk van Israël en het volk van Juda een nieuw verbond sluit, (…).’ Hier gaat het om het nieuwe verbond dat God zal sluiten met het twee- en het tienstammenrijk. Dit verbond wordt genoemd in het in Romeinen 11:27 geciteerde Jer. 38:33 LXX.
ad 4 (Psalm 14:7). In Psalm 14:7 lezen we dat God vanuit Sion redding uit de ballingschap zal brengen voor Israël.
Mijn conclusie is dat het citaat van Paulus in Romeinen 11:26-27 de terugkeer impliceert van de ballingen naar hun land.
31 Ridderbos: ‘Israël bracht door zijn ongehoorzaamheid de heidenen tot het heil, de heidenen trekken door de hun geschonken ontferming wederkerig Israël aan. Dat is het geheim van Gods heilseconomie.’[8]
τῷ ὑμετέρῳ ἐλέει: Deze ontferming zal Israël jaloers maken en zo zullen ook zij zich tot God keren.
Tot zover de aantekeningen vers voor vers bij de vertaling
D. Een meer op de lezer gerichte vertaling van Romeinen 11:11-15 en 25-32
11 Ik merk op: ‘Zij zijn toch niet zo over het evangelie gestruikeld dat zij wel moesten vallen?’ Het tegendeel is het geval! Door hun val kwam de redding tot de volken, juist om hen jaloers te maken!
12 En als nu hun val al geestelijke rijkdom voor de wereld is en hun ten achterstelling geestelijke rijkdom voor de volken, wat zal het aannemen van het evangelie door heel Israël dan niet betekenen voor de wereld!
13 Nu richt ik mij speciaal tot jullie, gelovigen uit de volken. In zoverre als ik apostel van de volken ben, prijs ik mijn bediening als ik daardoor op enigerlei wijze mensen van mijn eigen vlees en bloed jaloers zal maken en sommigen van hen zal redden. 15 Want als hun verwerpen van het evangelie al verzoening voor de wereld tot gevolg heeft, wat zal hun aannemen van het evangelie voor hen dan anders zijn dan leven uit de dood! (…).
25 Want ik wil jullie niet onkundig laten, broers en zussen, van iets wat nog bij God verborgen is, opdat jullie je niet verheffen boven Israël, namelijk dat een gedeeltelijke verharding over Israël is gekomen, die zal duren totdat de gemeente uit alle volken het Koninkrijk van God binnengaat.
26 En zoals geschreven staat:
’De Verlosser zal uit Sion komen. Hij zal de goddeloze handelingen van Jakob afwenden.’
waarbij God zelf zegt
27 ‘Wanneer Ik hun zonden heb weggenomen, sluit Ik een nieuw verbond met hen,’
zó zal heel Israël gered worden.
28 Wat betreft het evangelie zijn zij vijandig, maar juist zo is het evangelie bij jullie gekomen. Wat betreft Gods verkiezing blijven zij zijn geliefden omwille van hun voorvaders. Want Hij heeft hen geroepen zijn volk te zijn en hen zijn genadegaven gegeven. Daarop komt Hij niet terug. 30 Want zoals jullie vroeger ongehoorzaam waren aan God, maar nu bij Hem ontferming hebt gevonden door hun ongehoorzaamheid, 31 zo zijn zij ongehoorzaam aan het evangelie om ook zelf ontferming te vinden, langs de weg van de aan jullie betoonde ontferming. 32 Want God heeft hen allen nu wel tot de ongehoorzamen gerekend, maar met de bedoeling zich over hen allen te ontfermen.
Toelichting:
Als Jacob Gods zegen uitspreekt over zijn kleinzoon Efraïm, zegt hij hem toe dat zijn nakomelingen tot ‘een volheid van volken’, een door God bepaald aantal volken, zullen worden.
Later wordt de stam Efraïm onder de tien stammen zo groot dat alle tien stammen samenvattend wel Efraïm genoemd worden. Deze tien stammen zijn indertijd als ballingen naar het toenmalige Assyrië weggevoerd en nooit meer teruggekeerd. Ook het tweestammenrijk, genoemd naar de stam Juda, werd weggevoerd, naar Babel. Van hen is wel een deel teruggekeerd.
Paulus schrijft in zijn brief over het volk Israël dat een deel van hen het evangelie heeft verworpen en dat zij daardoor achterop zijn geraakt ten opzichte van de christenen uit de volken. Maar zegt hij: de ‘volheid’ van Israël, hun volledige redding als volk, zal komen als de ‘volheid van de volken binnengaat’. Dit laatste kan twee dingen betekenen. Met de ‘volheid van de volken’ kunnen allen bedoeld zijn uit de volkerenwereld het christelijk geloof die aannemen. Dan zegt Paulus: Als dit voltooid is, zal ook heel Israël het geloof aannemen.
Met ‘de volheid van de volken’ kan Paulus ook speciaal ‘de tien stammen’ bedoelen. Dan zegt Paulus in vers 25: Als zij weer uit de ballingschap zijn teruggekeerd, zal heel Israël het evangelie aanvaarden.
Paulus vervolgt dan met te zeggen dat heel Israël de Verlosser die uit Sion komt, zal ontvangen en dat Hij met hen dan het nieuwe verbond zal sluiten, waaruit de christenen uit de volken nu al leven.
Dit is Gods plan dat nu nog verborgen is bij Hem, maar dat de christenen uit de volken wel moeten weten, zodat zij zich niet zullen verheffen ten opzichte van het volk Israël dat het evangelie in meerderheid nog niet heeft aanvaard.
Gebruikte lexicons, grammatica en commentaren:
BDAG: A Greek-English Lexicon of the New Testament and other Early Christian Literature, Third Edition, 2000 (BDAG).
JM: J. Murre, Lexicon Nieuwe Testament, Vught, 2009 (JM).
BDR: F. Blass, A. Debrunner, F. Rehkopf, Grammatik des neutestamentichen Griechisch, Göttingen, 15*, 1979.
N.-A.: Nestle-Aland, Novum Testamentum Graece, 28. revidierte Auflage, Stuttgart, 2012.
H. Ridderbos, Aan de Romeinen, Kampen, 1977.
J.L. Koole, Commentaar op het Oude Testament, Jesaja III, Kampen, 1995.
G.K. Beale and D.A. Carson (eds.), Commentary on the New Testament Use of the Old Testament, Grand Rapids, 2007.
Bij citaten uit de Bijbel is de NBV21 gebruikt.
Sijbrand Alblas, Bedum, 2022-2-17
[2] Zie H. Ridderbos, Aan de Romeinen, p. 251, 252.
[3] H. Ridderbos, p. 254.
[4] H. Ridderbos, p. 254.
[5] G.K. Beale and D.A. Carson, Commentary on the New Testament Use of the Old Testament, p. 673.
[6] G.K. Beale and D.A. Carson, p. 673, 674.
[7] J.L. Koole, Jesaja III, Kampen, 1995, p. 216.
[8] H. Ridderbos, Aan de Romeinen, Kampen, 1977, p. 268
Naschrift
Als ‘de volheid van de volken’ staat voor Efraïm, kan de betekenis van Romeinen 11:24-26 zijn:
-De takken van Israël die nu uit de olijf weggebroken zijn, zullen weer op hun eigen olijf worden geënt (vers 24).
-Hoe zal dat gaan? Ik vertel jullie een geheimenis, zegt Paulus dan: Israël is nu gedeeltelijk verhard. Dat zal zo blijven totdat de volheid van de volken (Efraïm) (het land Israël) binnengaat (vers 25).
-En dan zal heel Israël (dat is Israël waarbij Efraïm is teruggekeerd) zó, dat is als volgt, gered (= weer geënt) worden: hun Verlosser zal uit Sion komen en hun goddeloosheden afwenden (vers 26). (‘zo’ is hier betrokken op wat volgt in vers 26)
-Met de volheid van Israël in vers 12 bedoelt Paulus dan het Israël waar de volheid van de volken is binnengegaan.
Als ‘de volheid van de volken’ staat voor de christenen uit de volken kan de betekenis zijn:
Nadat de christenen uit de volken het Koninkrijk van God binnengegaan zijn, zal heel Israël zo jaloers worden, dat ook zij het Koninkrijk binnen zullen willen gaan.